het concept
Voor elke reeks zijn er een moederkaart (master map) en één of meerdere kaarten met oplossingen (solutions). Elke reeks bestaat uit een groot aantal verschillende omloopjes die uitgevoerd kunnen worden in de gekozen opstelling.
Binnen een reeks kunnen oefeningen gedaan worden die verschillen van moeilijkheid. De moeilijkheidsgraad wordt bovenaan het kaartje aangeduid met sterren. Hoe meer sterren er ingekleurd zijn, hoe moeilijker de oefening. Dit biedt een uitdaging aan de snellere lopers terwijl er voldoende oefeningen zijn van eenzelfde moeilijkheidsgraad om de minder snelle lopers te helpen.
De start (driehoek met een letter) ligt steeds op de rand van de opstelling. Tussen 3 en 24 startplaatsen zijn mogelijk. De aankomst kan eender welke startplaats op de rand zijn.
Op de kaartjes staat een duidelijke noordpijl. Dit is meestal bovenaan de kaart maar soms ook tussen de opdrachten.
Het noorden wordt aangeduid door een bord, een afbeelding op een muur of een ander groot voorwerp of lint. Het noorden hoeft niet overeen te komen met het werkelijke noorden.
Door de kaart voortdurend naar het noorden te draaien (te oriënteren) kan de loper zijn weg vinden naar de juiste posten. Als de loper merkt dat hij een fout gemaakt heeft mag hij onmiddellijk herbeginnen.
Meerdere lopers kunnen gelijktijdig een omloopje (één kaartje) doen.
Om de opvolging of controle van de lopers te vergemakkelijken is telkens een plaatsing van de startjes en de controlenummers van de posten hernomen op de moederkaart. Door deze opstelling na te leven komen de oplossingen dan overeen met deze van de oplossingenkaarten.
De posten moeten in volgorde gedaan worden. De lopers noteren telkens de nummer van de oefening en de nummers van de controlepostjes in de voorziene vakjes van de controlekaart.
Het is eveneens mogelijk groepjes van 2 lopers te maken, één loper voert de oefening uit en roept de nummer van de post naar zijn collega die hem noteert op de controlekaart. Vervolgens wisselen ze van rol. Deze manier van werken is gemakkelijker voor de loper die zich nu volledig kan concentreren op zijn oefeningen en het kaartcontact niet kwijt geraakt.
Als sportmonitor of leerkracht is het mogelijk ofwel de oplossingen zelf te controleren, ofwel ze op een bepaalde plaats te leggen of op te hangen zodat de lopers zelf kunnen nagaan of ze goed gewerkt hebben. Het is eveneens mogelijk de van sport vrijgestelde lopers in te schakelen voor deze taak.